Beste NRC Handelsblad

Twee maanden geleden ben ik verhuisd naar onze hoofdstad. Uiteraard heb ik de adreswijziging keurig doorgegeven via uw site. De NRCnext wordt iedere morgen bezorgd, maar de zaterdagbezorger van het NRC Handelsblad schijnt enorme moeite te hebben met het vinden van mijn nederige stulpje. Ik heb zelf  op mijn veertiende een plaatselijk Leerdams krantje mogen bezorgen, dus ik weet uit eigen ervaring dat dit, met alle respect, niet onder de noemer geschoold werk valt. Ik wil niet beweren dat uw krantenbezorgers gespeend zijn van elke elementaire krantbezorgkennis, maar ik ga aan deze gedachte steeds meer twijfelen. Ik zal u in deze brief proberen uit te leggen waar deze twijfel op gestoeld is.

De eerste keer dat de zaterdagkrant niet werd bezorgd, leefde ik erg met de krantenjongen mee. Ik was immers de eerste week ook enkele keren verdwaald bij het terugvinden van mijn nieuwe woonadres.  Ik woon namelijk in een voormalig bordeel alwaar de kamerhuur in haar gloriedagen zo’n slordige €300 per uur bedroeg. Toen ik de eerste week op een vrijdagavond te diep in het wijn, bier- en shotjesglas had gekeken, had ik bijzonder veel moeite met het terugvinden van mijn nieuwe cribb. Al moet ik daarbij opmerken dat de taxichauffeur hier een hoofdrol in speelde. Bij het horen van de naam van mijn woning moet hij er vanuit zijn gegaan dat hij met een notoire hoerenloper van doen had. Ik werd afgezet bij een bordeel dat nog wel ‘ up and running’ was. Dan krijgt een ritje naar huis ineens een heel andere wending, maar ik zal u de verdere details hieromtrent besparen. Ik wil immers niet dat u een verkeerd beeld van de NRC-lezer krijgt. Wat ik met deze kleine anekdote wil zeggen: een mens kan weleens verdwalen. Zo ook de krantenjongen.

De tweede week werd mijn zaterdagkrant wederom niet bezorgd. Na het indienen van een klacht op uw website leek het mij verstandig om een medewerker van uw klantenservice te spreken. Wellicht stond het adres bij NRC Handelsblad nog verkeerd in het systeem. Na een frustrerend gesprek met een computerstem, die mij niet verder kon helpen omdat de klacht reeds bekend was, werd de verbinding verbroken. Als ik een medewerker wilde spreken, dan diende ik na vijf uur terug te bellen, zo werd mij door deze best geile robotstem op de valreep zwoel ingefluisterd. Vrolijk belde ik om kwart over vijf naar uw klantenservice. Wederom kreeg deze lieve androïde trien aan de lijn. “Goedendag. Het spijt ons. Onze klantenservice is gesloten. Voor bezorgklachten verwijzen wij u naar onze website….” Minder vrolijk hing ik op.

De volgende ochtend had ik weer wat moed verzameld om uw klantenservice te bellen. Dit liep wederom bijna uit op een ‘artificial deception!’ De robot en ik gingen best lekker. Tot het huisnummer gecontroleerd moest worden. “U gaf  als huisnummer….. acht…en…dertig. Is dit juist?” ‘Ja,’ antwoordde ik niet binnensmonds. Daar dacht het zusje van Robin van Bassie & Adriaan echter anders over.  “Niet verstaan…..U gaf als huisnummer…. acht… en…dertig. Is dit juist?” ‘JA,’ antwoordde ik op iets luidere toon. “Niet verstaan.”  Ik werd enigszins woest. ‘Heb je poep in je robotoren?’ De vrouwelijke computerstem ging gewoon door alsof ze mij niet gehoord had. “acht….en…dertig. Is dit juist?” ‘ JAAAAAA VERDOMME!’ Nu moest het toch wel duidelijk zijn? Niets bleek minder waar. “Niet verstaan.  U gaf als huisnummer…….” Kokend van woede hing ik op.

Na het internet afgestruind te hebben kwam ik via een omweg aan een telefoonnummer van NRC Handelsblad. Gelukkig werd mij het genoegen een gesprek te mogen voeren met een computerstem bespaard. De medewerker, wiens exotische naam ik helaas niet heb kunnen onthouden, luisterde niet bepaald naar mijn verhaal en verbond mij door naar de afdeling debiteuren, alwaar de aardige Debbie mij wist te vertellen dat ik mijn abonnementsgeld keurig had voldaan alvorens zij mij weer naar de klantenservice terug doorverbond. Dit keer werd er gelukkig beter naar mijn verhaal geluisterd. Er zou een onderzoek worden ingesteld. De krant zou worden nabezorgd. Ik zou worden teruggebeld. Ik moet u helaas mededelen dat u mij met een behoorlijk teleurstellend gevoel hebt achtergelaten. Heeft u soms enkele van mijn evenzo teleurstellend verlopen onenightstands in dienst? Die getroosten zich ook geen enkele moeite terug te bellen!

Ik zou u kunnen vermoeien met nog zes weken robotfrustratie, maar dat zal ik u besparen. Tenzij u ook robots in dienst heeft die begiftigd zijn met het lezen en beantwoorden van een brief.  In dat geval maak ik graag een uitzondering. Ik heb een broertje dood aan robots! Ik vind het overigens buitengewoon ironisch dat ik u deze brief moet schrijven. Het is immers uw eigen zaterdagcolumnist Youp van ’t Hek die alle media haalde toen hij de bureaucratische klantenservice van T-Mobile op de hak nam. Hij heeft meen ik zelfs een magazine uitgebracht om uiting te geven aan de frustratie die kleeft aan het bellen met bedrijven! Je zou toch denken dat het NRC Handelsblad hier lering uit heeft getrokken, maar niets blijkt minder waar.

U heeft meerdere onderzoeken ingesteld naar dit euvel, maar nog steeds schijnt het bezorgen van de krant door de krantenjongen een ondoenlijke opgave te zijn. Zelfs de krantenjongen die belast is met het nabezorgen van de krant blijkt niet in staat te zijn een krant in de juiste brievenbus te stoppen. Het heeft toch hopelijk niets te maken met mijn huisgenoot Nico? In het weekend wil hij nog weleens iets te enthousiast reageren naar voorbijgangers in onze straat. Hij bedoelt het goed hoor. Ook na dertig bier te hebben gedronken. Dat kan ik uw krantenjongen op het hart drukken.

Ik hoop snel mijn krant op een zaterdagochtend te kunnen begroeten!

Liefs,

Binsmeister