Mongolcamping

Nadat we meerdere fraaie duetjes hadden gezongen achter de bar van café Wiener op de Wallen was het tijd om onze danspasjes te oefenen op het Leidseplein. Althans, dat was de gedachte, want we strandden uiteindelijk op het Beursplein alwaar al het pluizige volk van de Benelux zich verzameld heeft om gezamenlijk niet te weten wat ze er eigenlijk doen. Toch wilde ik de discussie wel aangaan met deze bonte verzameling levenservaren hippies, bebaarde clochards, politiek geëngageerde werklozen, geniale straatmuzikanten en wijze wereldverbeteraars.  Helaas ben ik dit soort figuren niet tegengekomen op het plein. Anarchistisch parasietenvolk was er echter wel volop. In andere landen is het volgens mij meer een volksbeweging dan hier. Zou dat er wellicht mee te maken hebben dat het zo gek nog niet is om in Nederland te wonen?

Volgens het laatste rapport van de VN  scoort alleen Zweden hoger als het gaat om welk land zijn zaakjes het beste op orde heeft. Lariekoek natuurlijk, want men is vergeten in het rapport mee te nemen dat alcohol bij onze Vikingvrienden onbetaalbaar is. Nederland is het beste land om in te wonen. Je zou het volk op het Beursplein eigenlijk aan een van hun gesubsidieerde piercings de schijt van hun vuilnisbakkenhond in moeten trekken om hen wakker te schudden! Ga aan het werk in plaats van in je tentje te liggen stinken. Als je daadwerkelijk iets wilt bijdragen aan een betere wereld dan lijkt het mij beter om mee te doen in plaats van je afzijdig te houden. Een beetje zuipen, blowen en gitaarmuziek spelen bij een kampvuurtje is hartstikke gezellig, maar daar verander je niets mee.

Wellicht dat ik de verantwoording bij het individu leg, omdat mijn generatie daarmee is opgegroeid. Opgevoed in vrijheid in een zogenaamde maakbare wereld. Je bent zelf de architect van het leven. Je moet zelf kiezen en doen. Daarbij wordt de economische norm verheven tot leidraad van het goede leven. Afhankelijkheid is een zwaktebod. Mocht je leven mislukken? Dan is dat je eigen schuld. Volgens de moraal ‘pakken wat je pakken kunt, want iedereen doet het,’  gaat menigeen zich te buiten en bezwijkt voor de verleiding tot zelfverrijking. Het moderne individualisme dreigt te verworden tot narcisme, egoïsme en bij sommigen zelfs tot grootheidswaanzin.

Een welbepaald vrijheid-blijheid ideologie is doorwerkt in onze harten en hoofden.  Dat het liberalisme hierin te ver is doorgeschoten, moge duidelijk zijn. Nietschze zei eens over vrijheid: “Vrij waarvan? Wat kan mij dat schelen! Vrij waartoe, dat wil ik horen!” Dat waarden als solidariteit, gemeenschapszin en naastenliefde wat meer aandacht mogen krijgen, lijkt me ook moeilijk te ontkennen. Maar dat bereik je niet door met allerlei randfiguren onzinnig te gaan kamperen.

Toen ik enkele Beurspleinkampeerders dit alles probeerde duidelijk te maken, werd er niet gereageerd.  Toen ik aanstipte dat ik maar weinig jonge mensen op het plein zag, omdat die net als normale mensen geen tijd hebben om twee weken te kamperen, viel er een nog grotere stilte. Wat een verspilling van mijn energie! Passieloze nihilisten! Het was hoog tijd om deze ‘mongolcamping’ te verlaten en naar het Leidseplein te gaan om even hedonistisch uit ons dak te gaan. Volgens mij hebben ze hun punt nu wel gemaakt en kan het plein worden schoongeveegd door de ME. Ze hebben namelijk geen punt.

Tompoucen trauma

De pepernoten liggen al bijna te schimmelen in de supermarktvakken, kinderen zijn al geïndoctrineerd door het eerste Sinterklaasjournaal, alle jeugdigen van Nederland kennen het Intertoysmagazine inmiddels beter uit hun hoofd dan de tafels die de kleuterjuf hen probeert bij te brengen en de middenstand doet vanaf vandaag zijn best om ook de bemanning van ruimtestation ISS mee te laten genieten van onze koopavonden. Wanneer je door een winkelstraat loopt en je krijgt het gevoel alsof je figureert in de fucking kerstreclame van Coca Cola, dan geeft mij dat in eerste instantie een huiverig gevoel. Niet uit cynisme jegens de feestdagen, niet omdat ik mij wil afzetten tegen consumptieve gezelligheid en zelfs niet omdat ik net zo’n naar mannetje als Ebenezer Scrooge wil zijn. Nee! Het gevoel gaat veel dieper en kan bijna worden bestempeld als traumatisch.

Zoals menigeen wel weet, was ik in mijn pubertijd de beste tompoucenschepper van Nederland bij de HEMA, waar ik tussen mijn vijftiende en negentiende levensjaar bijzonder veel arbeidsvreugde heb beleefd. Maar niet in de novembermaand! Ik wist namelijk dat begin november de tijd was dat de feestverlichting aan de buitenzijde van de winkel moest worden opgehangen. Dat betekende dat ik mijn geliefde taartschep even in de gebaksvitrine moest laten liggen om dit gevaarlijke versierwerkje te klaren. Op een gammele trap moest ik loodzware ‘S’en aan de gevel hangen. Arbotechnisch gesproken schandalig werk! Nog steeds kan ik boos worden op meneer Jansen! Daar had mijn hoogtevrees niets mee van doen!

Gelukkig had ik nog een mannelijke collega, Khalid, die tevens mijn grootste concurrent op tompoucenschepgebied was. Ik verkocht altijd meer tompoucen dan Khalid, maar dat had er volgens hem mee te maken dat ik er meer uitzag alsof ik ze zelf ook graag lust. Zijn stiefmoeder had dit ook beaamd, aldus mijn Marokkaanse vriend. Ik attaqueerde dit steevast door te zeggen dat dit je reinste onzin was. “Marokkaans slachtofferrolgedrag!” Iedere eerste week van november stonden wij buiten met de grote zware S’en. Khalid maakte misbruik van deze situatie. Hij liet mij toegeven dat ik alleen maar de beste tompoucenschepper was, omdat ik met een gevuld buikje tompoucen stond te scheppen. “In Marokko heb je geen arbodienst,” geinde ik dan als hij op de trap stond. Ik troost mij met de gedachte dat ik geheel naar oud Nederlands gebruik een Marokkaan aan het werk heb weten te zetten. Daar heeft mijn hoogtevrees nog steeds niets mee van doen!

Om mijn angst onder ogen te zien, ga ik ieder jaar één koopavond de stad in. Met het lood in de schoenen loop ik dan door de winkelstraat. Die lichtjes vind ik meestal toch wel leuk, dus ik word al snel weer mijzelf. Ik stap dan de HEMA binnen om de kwaliteit van de tompoucenschepper te testen. Ik bestel dan vijf tompoucen. Daar zijn namelijk geen doosjes voor. Creativiteit en vooruitdenken zijn erg belangrijk bij het scheppen van dit kostelijke gebakje. Ik vergis mij uiteraard en zeg als de schepper in kwestie klaar is: ‘doe er maar eentje bij.’ Voor een ervaren tompoucenschepper als mijzelf geen enkel probleem, maar het is toch altijd leuk om een tompoucenschepper te zien prutsen. Ik ben benieuwd of ik dit jaar in de HEMA aan de Kalverstraat eindelijk mijn gelijke ga ontmoeten.

Ik troost graag mensen

Het startschot van de avond werd gegeven in de Eddy Bar. Daar ontmoetten we Thea, die in de veronderstelling leeft dat je best de flamingo kunt dansen op André Hazes. Ook als je de pensioengerechtigde leeftijd al enkele jaren bent gepasseerd. Uiteraard was ik de beroerdste niet en waagde een klein dansje met deze licht aangeschoten oma. Oma moet toch aardig diep in het glaasje hebben gekeken, want ik werd uitgenodigd om mee cassettebandjes te gaan luisteren. ‘Unieke opnames van Nederlandstalige klassiekers,’ zo drukte Thea mij op het hart. Ik bedankte feestelijk doch beleefd. Ik heb met de carnaval eens een politiepaard op de bek gepakt, maar ook ik heb  zo mijn ‘Kukident-grenzen.’

Het werd uiteindelijk zo gezellig dat de avondmaaltijd voor het gemak maar weer een keer werd overgeslagen. Niet heel slim, want het middagzonnetje had mij al geïnspireerd tot het nuttigen van enkele alcoholische versnaperingen. Al had ik dat wel verdiend, want je wenst het je ergste vijand niet om op zaterdagmiddag door de Kalverstraat te lopen. Gezinnetjes die uitkijken naar de SBS6 zaterdagavondtelevisie die hoef ik niet slenterend voor mij te hebben lopen, verdomme! ‘Oh dagjesmensen wat heb ik het met jullie geschoten,’ schreeuwde ik in mijn gedachten.  ‘VANISH!’

Uiteindelijk eindigde mijn avond in de Lellebel. Dan kan het zomaar gebeuren dat je rond een uurtje of twee buiten in gesprek raakt met een ‘bardame.’ ‘Ze’ had ruzie met haar ‘bazin,’ omdat die van mening is dat het personeel slechts één shotje per uur mag drinken. ‘Ze’ was behoorlijk woest en maakte haar ‘bazin’ uit voor van alles en nog wat. En terecht! “Wat een bullshit, wat een belachelijke regel!” Ik was het geheel met ‘haar’ eens. ‘Ze’ werd er zelfs een beetje verdrietig van. Ik beloofde dat ik een shotje met ‘haar’ zou drinken, want ik troost graag mensen. Overmoedig als ik was, dacht ik dat het verstandig was om met deze travestiet mee te hijsen van haar pretsigaret.

Niet heel slim, want mijn omgeving veranderde in een fucking draaimolen. Er zat niets anders op de bedstee met een bezoek te gaan vereren. Zwalkend liep ik naar huis, terwijl ik moest denken aan de fijne stelling, die de leukste Amsterdamse die ik tot dusverre heb mogen ontmoeten zonder blikken of blozen eerder op de avond wist te poneren. “In Ierland worden mensen toch ook nog hartstikke oud en die mensen daar zuipen zich elke dag naar de tering. Alcohol is echt zo slecht nog niet hoor.” Het leven moet inderdaad gevierd worden, maar voorlopig troost ik geen travestieten meer.

Beste NRC Handelsblad

Twee maanden geleden ben ik verhuisd naar onze hoofdstad. Uiteraard heb ik de adreswijziging keurig doorgegeven via uw site. De NRCnext wordt iedere morgen bezorgd, maar de zaterdagbezorger van het NRC Handelsblad schijnt enorme moeite te hebben met het vinden van mijn nederige stulpje. Ik heb zelf  op mijn veertiende een plaatselijk Leerdams krantje mogen bezorgen, dus ik weet uit eigen ervaring dat dit, met alle respect, niet onder de noemer geschoold werk valt. Ik wil niet beweren dat uw krantenbezorgers gespeend zijn van elke elementaire krantbezorgkennis, maar ik ga aan deze gedachte steeds meer twijfelen. Ik zal u in deze brief proberen uit te leggen waar deze twijfel op gestoeld is.

De eerste keer dat de zaterdagkrant niet werd bezorgd, leefde ik erg met de krantenjongen mee. Ik was immers de eerste week ook enkele keren verdwaald bij het terugvinden van mijn nieuwe woonadres.  Ik woon namelijk in een voormalig bordeel alwaar de kamerhuur in haar gloriedagen zo’n slordige €300 per uur bedroeg. Toen ik de eerste week op een vrijdagavond te diep in het wijn, bier- en shotjesglas had gekeken, had ik bijzonder veel moeite met het terugvinden van mijn nieuwe cribb. Al moet ik daarbij opmerken dat de taxichauffeur hier een hoofdrol in speelde. Bij het horen van de naam van mijn woning moet hij er vanuit zijn gegaan dat hij met een notoire hoerenloper van doen had. Ik werd afgezet bij een bordeel dat nog wel ‘ up and running’ was. Dan krijgt een ritje naar huis ineens een heel andere wending, maar ik zal u de verdere details hieromtrent besparen. Ik wil immers niet dat u een verkeerd beeld van de NRC-lezer krijgt. Wat ik met deze kleine anekdote wil zeggen: een mens kan weleens verdwalen. Zo ook de krantenjongen.

De tweede week werd mijn zaterdagkrant wederom niet bezorgd. Na het indienen van een klacht op uw website leek het mij verstandig om een medewerker van uw klantenservice te spreken. Wellicht stond het adres bij NRC Handelsblad nog verkeerd in het systeem. Na een frustrerend gesprek met een computerstem, die mij niet verder kon helpen omdat de klacht reeds bekend was, werd de verbinding verbroken. Als ik een medewerker wilde spreken, dan diende ik na vijf uur terug te bellen, zo werd mij door deze best geile robotstem op de valreep zwoel ingefluisterd. Vrolijk belde ik om kwart over vijf naar uw klantenservice. Wederom kreeg deze lieve androïde trien aan de lijn. “Goedendag. Het spijt ons. Onze klantenservice is gesloten. Voor bezorgklachten verwijzen wij u naar onze website….” Minder vrolijk hing ik op.

De volgende ochtend had ik weer wat moed verzameld om uw klantenservice te bellen. Dit liep wederom bijna uit op een ‘artificial deception!’ De robot en ik gingen best lekker. Tot het huisnummer gecontroleerd moest worden. “U gaf  als huisnummer….. acht…en…dertig. Is dit juist?” ‘Ja,’ antwoordde ik niet binnensmonds. Daar dacht het zusje van Robin van Bassie & Adriaan echter anders over.  “Niet verstaan…..U gaf als huisnummer…. acht… en…dertig. Is dit juist?” ‘JA,’ antwoordde ik op iets luidere toon. “Niet verstaan.”  Ik werd enigszins woest. ‘Heb je poep in je robotoren?’ De vrouwelijke computerstem ging gewoon door alsof ze mij niet gehoord had. “acht….en…dertig. Is dit juist?” ‘ JAAAAAA VERDOMME!’ Nu moest het toch wel duidelijk zijn? Niets bleek minder waar. “Niet verstaan.  U gaf als huisnummer…….” Kokend van woede hing ik op.

Na het internet afgestruind te hebben kwam ik via een omweg aan een telefoonnummer van NRC Handelsblad. Gelukkig werd mij het genoegen een gesprek te mogen voeren met een computerstem bespaard. De medewerker, wiens exotische naam ik helaas niet heb kunnen onthouden, luisterde niet bepaald naar mijn verhaal en verbond mij door naar de afdeling debiteuren, alwaar de aardige Debbie mij wist te vertellen dat ik mijn abonnementsgeld keurig had voldaan alvorens zij mij weer naar de klantenservice terug doorverbond. Dit keer werd er gelukkig beter naar mijn verhaal geluisterd. Er zou een onderzoek worden ingesteld. De krant zou worden nabezorgd. Ik zou worden teruggebeld. Ik moet u helaas mededelen dat u mij met een behoorlijk teleurstellend gevoel hebt achtergelaten. Heeft u soms enkele van mijn evenzo teleurstellend verlopen onenightstands in dienst? Die getroosten zich ook geen enkele moeite terug te bellen!

Ik zou u kunnen vermoeien met nog zes weken robotfrustratie, maar dat zal ik u besparen. Tenzij u ook robots in dienst heeft die begiftigd zijn met het lezen en beantwoorden van een brief.  In dat geval maak ik graag een uitzondering. Ik heb een broertje dood aan robots! Ik vind het overigens buitengewoon ironisch dat ik u deze brief moet schrijven. Het is immers uw eigen zaterdagcolumnist Youp van ’t Hek die alle media haalde toen hij de bureaucratische klantenservice van T-Mobile op de hak nam. Hij heeft meen ik zelfs een magazine uitgebracht om uiting te geven aan de frustratie die kleeft aan het bellen met bedrijven! Je zou toch denken dat het NRC Handelsblad hier lering uit heeft getrokken, maar niets blijkt minder waar.

U heeft meerdere onderzoeken ingesteld naar dit euvel, maar nog steeds schijnt het bezorgen van de krant door de krantenjongen een ondoenlijke opgave te zijn. Zelfs de krantenjongen die belast is met het nabezorgen van de krant blijkt niet in staat te zijn een krant in de juiste brievenbus te stoppen. Het heeft toch hopelijk niets te maken met mijn huisgenoot Nico? In het weekend wil hij nog weleens iets te enthousiast reageren naar voorbijgangers in onze straat. Hij bedoelt het goed hoor. Ook na dertig bier te hebben gedronken. Dat kan ik uw krantenjongen op het hart drukken.

Ik hoop snel mijn krant op een zaterdagochtend te kunnen begroeten!

Liefs,

Binsmeister