Weinachtenspass in Düsseldorf

Na een bodem van Duitse curryworst te hebben gelegd, was het tijd om de voetjes van de vloer te laten gaan. Onze wellustige ogen vielen op een tent waar een Oostblokchick op een tafel stond te dansen. ‘Daar moest het wel gezellig zijn,’ zo was onze gedachte. Dit was niet alleen onze gedachte, want nog geen half uurtje later nestelde zich enkele leden van de Tilburgse carnavalsvereniging D’n Pallieter aan de bar. Boedapest, Düsseldorf: het maakt ‘kein flaus aus,’ je komt kruikenzeikers tegenwoordig overal tegen. Er waren überhaupt veel Nederlanders te vinden in dit etablissement. Zo kon het ook zijn dat ik door een Nederlandse vrouw werd aangesproken. “Wat doe je hier,” was het verbale pareltje dat op mij werd afgevuurd. Ik was in een melige ‘stimmung,’ dus ik schudde een vleiende tekst uit mijn mouw.  “Ik was hier op zoek naar een kerstengeltje, maar volgens mij heb ik haar nu gevonden.”

“Ik ben Nicolette,” zei ze. “Nou, dat is godverdomme een geile naam, ik ben Patrick.” De toestand in deze typisch Duitse tent werd ondertussen, mede dankzij d’n Pallieters, bijzonder carnavalesk en het eerste borreltje was dan ook een feit. Nicolette dronk uiteraard een borreltje mee. De gezellige pul bier die daarop volgde, deed maar weer eens blijken dat in Duitsland alles beter is. Omdat we nog twee kaartjes over hadden voor een mooi ‘fiske’ in de Nachtresidenz leek het ons een goed idee om Nicolette en haar ‘oude vrijster vriendin,’ Mariska, ook mee te vragen. Derhalve schudde ik nog een mooie tekst uit mijn inmiddels opgestroopte mouw. “Nicolette wil je mijn Jasmine zijn, dan ben ik jouw Alladin.” Het werd tijd om een beige Mercedes aan te laten rijden om ons af te laten zetten bij de Nachtresidenz. Ik hoopte van harte dat de sportbilly’s die daar bij de deur staan mij niet meer zouden herkennen.

Een portier, die gelukkig nog niet zo lang werkzaam was in de Nachtresidenz, escorteerde ons naar een fijn tafeltje. Het eerste flesje wodka werd op tafel gezet. “Ein wodkamix mit Roten Bülle,” dat geeft een mens altijd reden tot jubelen. Gelukkig richtte mij door de vele pullen bier veroorzaakte tunnelvisie zich niet op de fles wodka, maar op Nicolette. Mariska richtte zich echter wel op de fles wodka. Deze mixte de redbull namelijk met wodka in plaats van andersom. Toen Nicolette naar het toilet was, kwam Mariska half op mijn schoot zitten en zette haar mond op de mijne. “Ho, ho, ik heb zelf labello!’ Mariska liet zich echter niet zomaar uit het veld slaan. “Mag ik je pijpen?” Ik verslikte me bijna in mijn wodka. Het leek me verstandig niet af te wijken van de in mijn hoofd zwevende naam Nicolette. Marco Borsato heeft zijn songtekst immers ook niet aangepast na zijn faillissement in “ik was binnen.” Gelukkig was Nicolette net op tijd terug van het toilet.

In Boedapest had ik nog schande gesproken over Hongaarse handtastelijkheden in het openbaar, maar ik moet nu wel toegeven dat dit hypocriet van me was. De Hongaarse stelletjes hebben een onuitwisbare indruk op me achtergelaten. De toestand waarin Mariska verkeerde werd echter kritiek. Het was duidelijk bedtijd voor ons Maris. Na het afscheid van Nicolette en Mariska heb ik twee uur verliefd naar het plafond zitten kijken. Ik had het niet door dat ik in een verliefde roes wel erg veel van de wodka had zitten snoepen. Dat had ik pas door toen Ruud mij de volgende ochtend wist te vertellen dat ik in een bus was gestapt die in de vroege ochtend richting Parijs zou vertrekken. Ik had het zelfs op het rennen moeten zetten toen de buschauffeur mij een didactisch verantwoord pak slaag wilde geven. Ook stond er een borstbeeld van een vrouwfiguur in onze hotelkamer, die ik uit de lobby had weten te ontvreemden. ‘Leuk voor thuis!’ Dit ‘lvt’tje’ besloot ik, zoals de afkorting al doet vermoeden, mee te nemen. Ik verliet Düsseldorf in verliefde toestand. En ik ben niet snel verliefd!